Ontstaan van het Bredius

Hoe een zanderij één van de mooiste buurten van Nederland werd.

Ruim honderd jaar geleden bestond het Brediuskwartier uit niet meer dan slootjes, bosjes, weilanden en zandafgravingen. Zand dat gebruikt kon worden voor de woningbouw in Amsterdam en andere drassige delen van Noord Holland, bleek een lucratieve handel. De afgravingen liepen vanaf Naarden Vesting tot aan de Huizerweg en verklaren waarom wij zoveel hoogteverschillen hebben in het Brediuskwartier; wel zeven meter zand werd er op sommige plaatsen afgegraven.

Bussum stelde namelijk niet zoveel voor tot aan het eind van de 19e eeuw: een klein dorpje van zo’n 1000 inwoners, een kerkje, wat boerderijen. Maar dat veranderde met de komst van de spoorweg tussen Amsterdam en Amersfoort in 1874, met een halte halverwege Naarden en Bussum. Het boerendorp met een handjevol arme inwoners veranderde in korte tijd naar een villadorp.

Een nieuwe spoorlijn trok forenzen uit Amsterdam aan; mensen die buiten de drukke stad wilden gaan wonen maar bleven werken in Amsterdam. De gemeente Bussum maakt in 1908 de eerste plannen om Bussum uit te breiden en profileerde zich als vestigingsplaats voor mensen uit de stad. Al die forenzen waren op zoek naar woningen, vooral villa’s. Eerst werden die gebouwd in de buurten rondom het station: het Spiegel en later het Prins Hendrikpark. Tussen 1909 en 1920 werden er in Bussum 862 woningen gebouwd, waarvan slechts 278 arbeiderswoningen door woningbouwverenigingen die kort daarvoor waren opgericht.

Na de Eerste Wereldoorlog, toen de woningbouw even stil had gelegen, maakte de Gemeente Bussum opnieuw uitbreidingsplannen. Dit keer aan de oostzijde van het dorp. Daar waar eerst zandafgravingen hadden plaatsgevonden, moest nu weer zand bijgestort worden voor de bouw van huizen. Dat zand kwam van Landgoed Oud Bussem en werd met een snel aangelegd smalspoortje vanaf het huidige Landgoed Beek, via het Nicolaas Beetspad tussen de begraafplaatsen door, via de nog onbebouwde Vosmaerlaan naar de Constantijn Huygenslaan (waar nu het Goois Lyceum staat) vervoerd.

De pas opgerichte woningbouwcorporaties van middenstanders verzochten de Gemeente in 1919 om hen een stuk bouwgrond aan te wijzen, wat uiteindelijk resulteerde in de bouw van het Vondelkwartier, onder toezicht van de gemeentearchitect Hartstra. Het ging om gesubsidieerde middenstandswoningen. Om wat voor soort woning het ging en voor wie de buurt bedoeld was, werd in die tijd zeer nauwkeurig omschreven.

Arbeiderswoningen stonden in arbeidersbuurten, er waren kleine en grotere middenstandswoningen en er waren de villa’s voor de gegoede burgerij. Het was toch echt niet de bedoeling dat er binnen één buurt verschillende soort woningen zouden komen te staan, standengevoelig als men in die tijd was. En om dat onderscheid nog eens te benadrukken werden de namen van de buurten voor de gegoede middenstand en villabewoners ‘kwartier’ genoemd, in plaats van ‘buurt’.

Het Vondelkwartier werd gebouwd met medewerking van architect Rebel van de Amsterdamse School, K.P.C. de Bazel, G. Wamelen en de gemeentearchitect zelf, als een klein tuindorp met het gezellige Jacob Catsplein als middelpunt. De huizen zijn gevarieerd en zijn met oog voor detail ontworpen; erkers, verschillende balkons, roedeverdelingen in de ramen en opmerkelijke schoorstenen geven deze buurt haar eigen speciale karakter.

De buurt lag toen nog in een vrijwel onbebouwd gebied; er stonden wat grote villa’s aan de Brediusweg en verder was er grasland en zanderijsloten met hier en daar eens een paar bomen. Even verderop, in de richting van de Huizerweg, lag het in 1898 gebouwde openlucht zwembad. Dit was een natuurbad, waarschijnlijk grondwaterniveau, met troebel water. Even verderop rechts stond het hoge witte gebouw van de leerfabriek Koelit.

Ook voor dat onbebouwde gebied tussen de Huizerweg, Frederik van Eedenweg en de Brediusweg had de Gemeente plannen. En zij vroegen in 1919 aan de bekende tuin- en landschapsarchitect D.F. Tersteeg om een plan te maken voor wegen en groenvoorzieningen. Een omvangrijke opdracht voor Tersteeg, aangezien er veel historische zaken waren om mee rekening te houden, zoals de zanderijsloten en niveauverschillen door afgravingen. Het plan omvat een wegenplan, straatbeplanting, een ruim opgezet park dat dwars door de buurt loopt en een verdiepte waterloop, wat we nu Het Mouwtje noemen.

In 1920 begon men met de aanleg van de Jozef Israëlslaan en het jaar erna de huizen aan de Jacob Bellamylaan (de nummers 4 t/m 14). Toch heeft het nog vijf jaar geduurd voordat men echt van start is gegaan met de bouw van Het Brediuskwartier. 

Dit had te maken met het feit dat een deel van de grond voor het Brediuskwartier niet in handen was van de Gemeente zelf, maar van de inmiddels failliet verklaarde Exploitatie Maatschappij Oud Bussum.

De architect K.P.C. de Bazel trad op als projectontwikkelaar voor deze maatschappij waarbij jij in 1905 het huis aan de Busken Huetlaan 1a gerealiseerd had. Hij had echter nagelaten om bij de Gemeente Bussum een openbare weg voor toegang naar dit huis aan te vragen. De Bazel maakte namens de eigenaar van Busken Huetlaan 1a en nog drie eigenaren van huizen aan de Brediusweg bezwaar tegen het wegenplan van Tersteeg. Uiteindelijk zijn er enkele wijzigingen van de hand van de Bazel aan het ontwerp van Ter Steeg doorgevoerd. De meeste bouwactiviteiten van de geplande 435 woningen vonden plaats tussen 1926 en 1927, waaronder ook de aanleg van het lommerrijke Bilderdijkpark.

Vragen?

neem gerust

Nieuwsbrief

Meld je hier aan voor de nieuwsbrief van Vrienden van het Bredius.